Afbeelding
Foto: rita voortman photography

Babbelgesprekken

Haast onmerkbaar veranderen de aanhoudende restricties rondom corona mijn gedrag. Al ruim een jaar hoef ik nog maar nauwelijks sociale gesprekken te voeren. Van die babbelgesprekken, die nergens over gaan. Een praatje in de winkel over het weer, een oppervlakkig gesprek op een receptie of een feestje. Zinnetjes die ik mij met het volwassen worden heb aangeleerd, omdat ik van nature niet de gave heb om mijn tong vanzelf woorden te laten vormen. Ik ben beter op papier. Geluidloze woorden rollen makkelijker.
Mijn moeder noemde mij vroeger a-sociaal. Nee, niet in de zin van asociaal gedrag of zo, maar ze vond mij gewoon niet sociaal. Ik keek geen mensen aan, gaf slappe voorzichtige handjes, groette hoogstens mompelend, maar liever helemaal niet. Babbelen kon ik al helemaal niet. Zinloze gesprekken zonder diepgang. Pas later leerde ik dat je meestal gewoon ‘goed’ moet zeggen, wanneer iemand vraagt hoe het met je gaat. Dat luchtige gesprekken ook fijn kunnen zijn en dat uit oppervlakkige contacten mooie vriendschappen kunnen groeien.
Toen ik pas geleden onverwacht in zo’n sociaal-gesprek-situtatie kwam, merkte ik dat ik het niet meer kon. Ik wist niet meer wat ik moest zeggen. Mijn hoofd bleef leeg, een groot wit vlak en opkomende paniek. Ben ik het weer verleerd, sociale praatjes? Heb ik te lang niet op babbelgesprekken geoefend? Weer net zo a-sociaal als vroeger, toen ik nog een verlegen meisje was en snel naar de overkant van de straat liep, omdat ik de persoon die ik in de verte tussen mijn geloken wimpers aan zag komen, niet durfde te groeten?